Aikido begrippen

A B C D E F G H I J K M N O R S T U W X Y Z
S

SABAKI
Actie, handeling.

SAMURAI
De ridderklasse in feodaal Japan.

SAN
Achtervoegsel, uitdrukking van respect.

SANJAKO
Verouderde term voor sankyo.

SANKAKU
Driehoek.

SANKAKUTAI
Driehoekige houding.Positie van de voeten in hanmi.

SANKYO
Derde techniek, een klemtechniek.

SANNINDORI
Drie aanvallers.

SANPO
Drie richtingen.

SATORI
Verlichting in Zen

SAYA
Schede voor het zwaard.

SAYU
Kant.

SEIKA NO ITTEN
Het 'één punt'. Het punt onder de navel, het centrum van het lichaam, ook wel tanden.

SEIKI
Levensenergie.

SEIZA
Op de knieën zitten.

SEMPAI
Een senior aikidoka.

SEN NO SEN
een tegenaanval voor de aanval begint.

SENSEI
Letterlijk:eerder geboren. Leraar, docent.

SENSEN NO SEN
Eerder dan de aanval, het initiatief nemen.

SETSUZOKU
Verbinding. Een verband houden tussen iemands centrum van massa (hara) en de buitengrenzen van de beweging, of tussen het eigen centrum van massa en die van de partner. Kan ook betekenen vloeibaarheid en continuïteit van de techniek. Op psychologisch niveau heeft setsuzoku te maken met de actie-respons timing tussen partners.

SHIAI
Competitie.

SHIDOIN
Een formele titel, zoiets als instructeur.

SHIHAN
Een formele titel, zoiets als: leraar van leraren.

SHIHO
Vier richtingen.

SHIHONAGE
Worp in vier richtingen, werptechniek

SHIKAKU
Letterlijk 'dode hoek'. Een positie ten opzichte van iemands partner waar het moeilijk voor hem/haar is om de aanval door te zetten, en van waaruit het relatief eenvoudig is om het evenwicht en de beweging van je partner te beheersen. De eerste fase van een aikido -techniek is vaak om shikaku te bereiken.

SHIKI
Moed.

SHIKKO
Knie lopen, soms samurai lopen. Shikko helpt bij het bewust worden van de eigen centrum van massa. Ook versterkt het de heupen en benen.

SHIME
Stikken of wurgen.

SHIMOSEKI
Linkerkant van de mat, kijkend naar de kamiza. De junioren zitten links van de senioren.

SHIMOZA
Lagere stoel, plaats waar studenten zitten, tegenover de kamiza.

SHIN
Hart, wil, geest, ook wel kokoro.

SHINAI
Bamboe zwaard gebruikt in Kendo.

SHINKEN
Een levend, stalen zwaard; figuurlijk suggereert het ernst en toewijding.

SHINKEN SHOBU
Letterlijk: duel met levende zwaarden. Een gevecht tot de dood. Figuurlijk: een situatie die complete toegeving en concentratie vereist. De aandacht dat nodig is bij een aikido-training, alsof het een leven of dood duel met levende zwaarden is.

SHINNYO
Werkelijkheid, of hoe dingen werkelijk zijn. Een term die uit de boeddhistische filosofie (en vooral in het Zen -boeddhisme) om de aard van dingen aan te geven zoals ze worden ervaren, zonder conceptuele filter. Of dit uberhaupt mogelijk is gezien de neurologische / cognitieve samenstelling van de mens blijft een vraag. Zie ook ku.

SHINTO
De weg van de goden. De inheemse religie van Japan. De oprichter van aikido werd diep beïnvloed door Omotokyo, een religie die grotendeels gebaseerd is op Shinto -mystiek. (Zie Kami)

SHISEI
Houding, lichaamsuitlijning.

SHITE
Ook wel tori of nage. De aikido partner die de techniek uitvoert.

SHIZENTAI
Natuurlijke lichaamshouding, frontaal, met de voeten op schouderbrede afstand van elkaar..

SHO
Eerste, beginnend.

SHODAN
Eerste dan graad, zwarte band.

SHODO
Kalligrafie.

SHOMEN
Voorkant van het hoofd. Ook voorkant van de dojo.

SHOMEN NI REI
Buiging naar de belangrijkste plaats in de dojo, de kamiza.

SHOMENUCHI
Slag naar de voorkant van het hoofd.

SHOSHINSHA
Beginner.

SHUGYO
Intense fysieke en mentale training om het karakter te perfectioneren en iemands ware aard te realiseren.

SHUTO
Slag met de zijkant van de hand.

SODE
Mouw.

SODEDORI
Greep aan de mouw.

SOKUMEN IRIMINAGE
Zijde van het hoofd dat de worp binnengaat.

SOTO
Buiten. Buitenkant, buitenste. Een aikido -beweging buiten de arm(en) van de aanvaller. (Zie Uchi)

SOTODESHI
Student die buiten de dojo woont. Cf, uchideshi.

SOTOKAITEN
Draai aan de buitenkant.

SUBURI
Basisoefening met bokken of jo.

SUBURITO
Een zware bokken gebruikt voor suburi, en soms voor kumitachi.

SUKASHIWAZA
Techniek om te voorkomen dat de partner de aanval kan voltooien of zelfs initiëren.

SUKI
Opening

SUMI
Hoek.

SUMI OTOSHI
Corner Drop, een werptechniek.

SUMIKIRI
Scherpte van lichaam en geest.

SUMIMASEN
Sorry, iets vragen.

SURIASHI
Schuivende voeten waarbij de achterste voet naar voren komt.

SUTEMI
Letterlijk: het lichaam weggooien. De houding waarbij men zich overgeeft aan de uitvoering van een techniek.

SUWARI WAZA
Technieken met zowel tori als aite in knielend. Ook wel suwate. De oorsprong van deze technieken ligt deels in het feit dat in aanwezigheid van een daimyo (feodale heer)samoerai op hun knieen moesten zitten. Zo moest het moeilijker zijn een Daimyo aan te vallen. Maar dit was ook een houding waarin men gasten ontving. In de hedendaagse aikido is suwari waza belangrijk voor het leren gebruiken van de heupen en benen.

SUWATE
Zittende training, ook wel suwariwaza.