Aikido begrippen

A B C D E F G H I J K M N O R S T U W X Y Z
O

O
Groot, ook wel dai.

O-SENSEI
Letterlijk: geweldige leraar, d.w.z. Morihei Ueshiba, de oprichter van aikido.

OBI
Band (kleding)

OITSUKI
Slag met dezelfde arm en voet voor, ook wel jontsuki

OMOTE
De voorkant, een aikido beweging waarin tori aan de binnenkant van aite ingaat.

OMOTOKYO
Een van de zogenaamde nieuwe religies van Japan. Omotokyo is een syncretisch amalgaam van shintoïsme, neo-shinto mystiek, christendom en Japanse volksreligie. Morihei Ueshiba was een toegewijde van Omotokyo en nam er enkele elementen van in zijn aikido -praktijk op. Maar hij benadrukte dat men geen toegewijde van Omotokyo hoefde te zijn om aikido te bestuderen of het doel van aikido te begrijpen.

ONEGAI SHIMASU
Alsjeblieft, iets vragen

ORENAITE
Onbuigbare arm.

OSAE
Klem. bijv. ude osae: armklem.

OSAE WAZA
Klem technieken.

OSENSEI
Grote leraar, in aikido Morihei Ueshiba.

OTAGI NI REI
Naar elkaar buigen.

OTOSHI
Laten vallen.

OYOWAZA
Een techniek aangepast voor een bepaalde situatie, bijvoorbeeld bij iemand die veel langer is.